PAS55 gecertificeerd: proeve van bekwaamheid?
4 mei 2012 • John de Croon
asset management strategie, beheren risico's, programma ontwerp, planvorming, managen programma's, beheer wijzigingen
Ongeveer een jaar of 20 geleden kwam de standaarden uit de ISO9000-serie in zwang. In Japan had men met hulp van onder andere Juran en Deming haar processen significant verbeterd. Westerse industrieën werden links en rechts ingehaald door de superieure kwaliteit van Japanse producten. Dus gingen Westerse bedrijven ook hun ‘kwaliteit’ verbeteren. Processen werden beschreven en certificerende instellingen beleefden goede tijden. De term ‘isoitis’ kwam op: het certificeren van kwaliteitssystemen leek wel een ziekte te worden. Sommige bedrijven raakten teleurgesteld want de beoogde resultaten werden niet bereikt. Wat ging er mis?
Bekend is het verhaal van Philips. Philips had ook last van de Japanse concurrentie en dus moest de klant centraal gesteld worden. In de jaren ’80 deed het concern een eerste, niet succesvolle, poging[1]. Medewerkers gingen op zoek naar de klant en vonden die ook. Echter was dat vaak een interne klant en niet een externe. Echte verbetering werd zo niet doorgevoerd.
Veel andere bedrijven gingen ook de processen beschrijven en die certificeren. En als je opschreef wat je al deed kon je, meestal met enkele aanpassingen in het beheer om de processen heen, het ISO-certificaat behalen. Dus een bedrijf heeft dan een mooi papier aan de muur hangen, maar het proces heeft mogelijk dan nog steeds het principe ‘garbage in = garbage out’ in zich. Het ISO-certificaat werd vaak een doel op zich in plaats van een middel (ook wel ‘koude certificatie’ genoemd). En dat is nu juist wat de Japanse concurrentie net niet deed: ze streefden naar verbetering van het product en dat hun proces daarmee aan ISO-vereisten voldeed was mooi meegenomen.
Toen Philips jaren na de eerste poging met de marketingcampagne “Let’s make things better” kwam, reageerde Sony laconiek met “Let’s make better things”.
In de eerste versie van de ISO9000-serie was het voortdurend verbeteren nog geen harde eis. Dus als je jaren achter elkaar ‘garbage’ produceerde, kwam je er met betrekking tot het certificaat nog mee weg ook. Omdat dit niet strookt met de kwaliteitsgedachte en omdat bedrijven zich in Japan bleven verbeteren, was de reactie dat de normen uit de ISO9000-serie zijn veranderd met als eis dat er ook een verbetercyclus (Plan – Do – Check – Act ofwel PDCA) moet zijn ingevoerd.
Gelukkig is bij de totstandkoming van PAS55 voortdurende verbetering expliciet opgenomen (zie figuur uit paragraaf 4.6 van de norm PAS55[2]), waardoor de situatie zoals bij de eerste versie van ISO9001 zich niet zo snel voor zal doen.
De volgende vraag is echter wel relevant: Als een bedrijf nu PAS55 invoert en het bedrijf zich vervolgens laat certificeren, is het bedrijf daarmee een goede asset manager? In de kapitaalintensieve sector zien we thans bij sommige bedrijven een zelfde tendens als bij de invoering van de ISO9000-serie in de jaren 90 van vorige eeuw. “We willen binnen een jaar PAS55 gecertificeerd worden en daarmee de beste zijn”.
Het voormalige Yorkshire Electricity (YE, thans onderdeel van CE Electric) werd in het begin van deze eeuw gezien als een ‘best in class’ asset manager. YE werkte intensief mee aan het Macro-project in het Verenigd Koninkrijk, van waaruit de standaard PAS55 is voortgekomen. De eerste versie van PAS55 verscheen in 2004. De keren dat we bij YE waren, hadden we zelfs de indruk dat ze zich een beetje schaamden voor het feit dat ze geen certificaat hadden, maar dat ze er van hun eigenaar geen tijd aan mochten besteden. Pas in 2008 verkreeg CE Electric het PAS55-certificaat, terwijl men al jaren ‘volgens het boekje’ handelde. Bij YE (en nu CE Electric) was men continu bezig de processen te verbeteren en daarmee een excellente asset manager te worden. Het certificaat is daarmee voor CE Electric (terecht) een proeve van bekwaamheid.
U moet zich realiseren dat wanneer u zich wilt laten certificeren, het continue verbeterproces tijdens de eerste certificatieaudit maar ‘zeer dun’ getoetst wordt. De echte toetsing komt pas de volgende auditronde. Wanneer een bedrijf PAS55 gecertificeerd is, wil dat nog niet zeggen dat daarmee een optimale toegevoegde waarde wordt gecreëerd voor de belanghebbenden van de kapitaalintensieve organisatie. Zelfs de best practice asset managers zien continu verbetermogelijkheden en het bereiken van het certificaat is zeker niet het einde. De volgorde is ook eerder andersom. Als je het asset management proces goed hebt georganiseerd en systematisch en aantoonbaar uitvoert, is certificering een kleine moeite.
Het hebben van een PAS55 certificaat mag dus niet verward worden met het bedrijven van goed asset management. Zorg er daarom voor dat u niet gePAS-seerd wordt want van een koude certicering wordt u niet beter!
[1] Zie o.a. “In het verleden behaalde resultaten bieden garantie voor de toekomst”, M&O, mei/juni 2010
John de Croon is partner bij AssetResolutions B.V., een bedrijf dat hij samen met Ype Wijnia heeft opgericht. Beurtelings geven ze in deze wekelijkse column hun visie op een aspect van asset management. De columns staan gepubliceerd op de website van AssetResolutions, www.assetresolutions.nl/nl/column
<< terug naar overzicht
|